De muitende middenklasse

In het artikel ‘Muitende middenklasse dreigt’ werd de opkomst van een ‘dienstenproletariaat’ als een tikkende tijdbom onder de Nederlandse samenleving beschreven (FD, 22 februari). Daags daarna volgde een opiniestuk van Sybrand Buma waarin hij stelde dat de muitende middenklasse geen loze kreet was. Gewone mensen met een gemiddeld inkomen betalen de hoogste prijs voor de crisis. Hun banen zijn onzeker, hun lasten stijgen en de publieke voorzieningen waar ze aanspraak op kunnen maken, nemen af, aldus de CDA-partijleider. Hij pleitte voor lagere belasting, meer keuzevrijheid en een activerend sociaal beleid om de middengroepen weer lucht te geven en bovenal de erkenning voor de bijdrage die zij leveren aan de samenleving. Sindsdien is de discussie over de ‘muitende middenklasse’ een feit.

Met de mondialisering verdwijnen oude zekerheden en verschijnen nieuwe bedreigingen. De middenklasse is conservatief. Men heeft een koophuis of een tweede auto en wil dat houden. Door de mondialisering en robotisering verdwijnen banen. De zorg wordt duurder en het onderwijs slechter. Belastingverhogingen en andere lastenverzwaringen raken de middenklasse hard. De marginale belastingtarieven (inclusief accijnzen, btw en vermogensrendementsheffing) voor de inkomens van één tot twee maal modaal zijn reeds opgelopen tot 70 à 80%. Voor de middengroepen is de maat vol.

Politici en burgers lijken zich van elkaar te keren: zij communiceren nauwelijks met elkaar. Het politieke landschap in Nederland is gefragmenteerd en instabiel geworden. De middenpartijen lijken niet meer in staat heldere antwoorden op de problemen van mondialisering te geven en zijn nauwelijks in staat een kabinet te vormen. SP en PVV zuigen het electoraat uit het midden naar de flanken met beloften de status quo te handhaven. Zij bieden echter geen realistische oplossingen. ‘Les extrêmes se touchent’, zoals de Fransen zeggen — de uiteinden lijken enorm op elkaar.

De politieke en economische elite slaagt er maar niet in de harten van de middenklasse te veroveren. De lagere klassen genieten nog steeds bescherming door de verzorgingsstaat, ook al is het sociale vangnet aan erosie onderhevig. De hogere klassen hebben een sterke positie op de arbeidsmarkt en zijn in staat zichzelf goed te beschermen. Van alle klassen voelt de middenklasse zich het meest bedreigd door de toenemende mondialisering, of het nu gaat om inkomen, publieke voorzieningen (onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, etc.) of werkgelegenheid. Dit leidt tot politieke instabiliteit en polarisatie; het electorale midden wordt steeds dunner, wat het ook moeilijker maakt om stabiele en daadkrachtige regeringen in de westerse democratieën te vormen.

Er is een ‘Bermudadriehoek’ van het kortetermijndenken ontstaan. In de ene hoek bevindt zich de politiek, met haar voortdurend opportunisme en scoringsdrift in de media; in de andere hoek zitten de media met hun focus op politieke proefballonnen en relletjes; in de derde hoek zit het steeds grilligere electoraat. Elke westerse democratie loopt op dit moment het gevaar in deze Bermudadriehoek verzwolgen te worden.

De fundamentele oplossing voor dit structurele probleem zou een aanpassing van de politieke instituties zijn, maar dat eist een ingewikkeld wetgevingsproces en een gekwalificeerde meerderheid in het parlement, die vanzelfsprekend niet te vinden is. Het lijkt er steeds meer op dat niet ‘the best of the nation’ in de politiek actief zijn, maar ‘the worst of the nation’. Mensen uit het bedrijfsleven, het openbaar bestuur of de wetenschap zijn niet geïnteresseerd in een carrière in de politiek omdat de afbreuk- en reputatierisico’s zo enorm zijn en de politieke levenscyclus zo beperkt. Door het kortetermijndenken is er sprake van een politieke variant van de wet van Gresham: ‘bad politicians drive out good politicians’. Meer dan ooit is er daarom, om met de socioloog Max Weber te spreken, behoefte aan ‘Hoffnungsträger’ in de politiek, het openbaar bestuur en het bedrijfsleven — mensen die de burger hoop kunnen geven. Deze dragers van hoop zijn schaars, maar komen vaak in tijden van crisis naar voren.

Er wordt veel gedebatteerd in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. Maar het debat waar behoefte aan is, wordt niet gevoerd. Het is tijd voor een nieuwe generatie politici. Politici die niet bezig zijn met het zo goed mogelijk verkopen van een visieloos beleid, maar die het vertrouwen van de burgers kunnen herwinnen met een geloofwaardig en wenkend perspectief op de toekomstige samenleving en de weg hiernaartoe.

(Mijn FD Essay van 18 maart 2014)

This entry was posted in FD Essays, kredietcrisis, macroeconomie, Nederland, politiek. Bookmark the permalink.